Tic — Nederlandse Spaans vertaling10 vertalingen gevonden

tic (m) (n) (gebruik) tic (m) (n) (gebruik)
tic (m) (n) (gebruik) habituación (f) (n) (gebruik)
tic (m) (n) (gebruik) manía (f) (n) (gebruik)
tic (m) (n) (geneeskunde) punzada (f) (n) (geneeskunde)
tic (m) (n) (gebruik) costumbre fastidiosa (f) (n) (gebruik)
tic (m) (n) (geneeskunde) tirón (m) (n) (geneeskunde)
tic (m) (n) (gebruik) costumbre (f) (n) (gebruik)
tic (m) (n) (geneeskunde) tic (m) (n) (geneeskunde)
tic (m) (n) (geneeskunde) contracción nerviosa (f) (n) (geneeskunde)
tic (m) (n) (gebruik) hábito (m) (n) (gebruik)
Vertalen Tic in andere talen
Vertalen tic in Engels
Vertalen tic in Duits
Vertalen tic in Frans
Vertalen tic in Italiaans
Vertalen tic in Portugees
Vertalen tic in Sloveens
Vertalen tic in Pools
Vertalen tic in Tsjechisch