neerleggen
(v)
(algemeen)
|
deponer
(v)
(algemeen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
depuesto
deponen
depones
deponían
deponías
|
neerleggen
(v)
(positie)
|
poner
(v)
(positie)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
puesto
ponen
pones
ponían
ponías
|
neerleggen
(v)
(algemeen)
|
posar
(v)
(algemeen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
posado
posan
posas
posaban
posabas
|
neerleggen
(v)
(voorwerpen)
|
dejar
(v)
(voorwerpen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
dejado
dejas
dejan
dejabas
dejaban
|
neerleggen
(v)
(voorwerpen)
|
soltar
(v)
(voorwerpen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
soltado
sueltas
sueltan
soltabas
soltaban
|
neerleggen
(v)
(algemeen)
|
dejar
(v)
(algemeen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
dejado
dejas
dejan
dejabas
dejaban
|
neerleggen
(v)
(algemeen)
|
soltar
(v)
(algemeen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
soltado
sueltas
sueltan
soltabas
soltaban
|
neerleggen
(v)
(positie)
|
colocar
(v)
(positie)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
colocado
colocas
colocan
colocabas
colocaban
|
neerleggen
(v)
(voorwerpen)
|
deponer
(v)
(voorwerpen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
depuesto
deponen
depones
deponían
deponías
|
neerleggen
(v)
(voorwerpen)
|
posar
(v)
(voorwerpen)
|
neergelegd
legt neer
leggen neer
legde neer
legden neer
|
posado
posan
posas
posaban
posabas
|