neerleggen (v) (positie) | stellen (v) (positie) |
neerleggen (v) (algemeen) | hinlegen (v) (algemeen) |
neerleggen (v) (voorwerpen) | hinlegen (v) (voorwerpen) |
neerleggen (v) (algemeen) | niederlegen (v) (algemeen) |
neerleggen (v) (voorwerpen) | niederlegen (v) (voorwerpen) |
neerleggen (v) (positie) | legen (v) (positie) |