uitoefenen (v) (bekwaamheid) | exercise (v) (bekwaamheid) |
uitoefenen (v) (toepassen) | exercise (v) (toepassen) |
uitoefenen (v) (bekwaamheid) | apply (v) (bekwaamheid) |
uitoefenen (v) (beroep) | practice (v) (beroep) |
uitoefenen (v) (bekwaamheid) | exert (v) (bekwaamheid) |
uitoefenen (v) (toepassen) | exert (v) (toepassen) |
druk uitoefenen op | press |
druk uitoefenen | force |
druk uitoefenen | push |
toezicht uitoefenen op | control |