voortduren | hinschleppen |
voortduren (v) (pijn) | sich hinschleppen (v) (pijn) |
voortduren (v) (intransitief) | andauern (v) (intransitief) |
voortduren (v) (pijn) | andauern (v) (pijn) |
voortduren (v) (pijn) | sich hinziehen (v) (pijn) |
voortduren (v) (tijd) | hinziehen (v) (tijd) |