Uitbetalen — vertaling Nederlandse Duits. Vertalen Uitbetalen in Duits

uitbetalen (v) (bedrag)	ausbezahlen (v) (bedrag)
uitbetaald betaalt uit betalen uit betaalden uit betaalde uit	ausbezahlt bezahlen aus bezahlst aus bezahltest aus bezahlten aus bezahl(e) aus
uitbetalen (v) (betalen)	auszahlen (v) (betalen)
uitbetaald betaalt uit betalen uit betaalden uit betaalde uit	ausgezahlt zahlen aus zahlst aus zahlten aus zahltest aus zahl(e) aus
uitbetalen (v) (bankwezen)	einlösen (v) (bankwezen)
uitbetalen (v)	entlohnen (v)
uitbetaald betaalt uit betalen uit betaalden uit betaalde uit	entlohnt entlohnen entlohnst entlohntest entlohnten entlohn(e)
uitbetalen (v) (bedrag)	überweisen (v) (bedrag)
uitbetalen (v) (betalen)	ausgeben (v) (betalen)
uitbetaald betaalt uit betalen uit betaalden uit betaalde uit	ausgegeben geben aus gibst aus gabst aus gaben aus gib aus
uitbetalen (v) (bankwezen)	ausbezahlen (v) (bankwezen)
uitbetaald betaalt uit betalen uit betaalden uit betaalde uit	ausbezahlt bezahlen aus bezahlst aus bezahltest aus bezahlten aus bezahl(e) aus

Vertalen Uitbetalen in andere talen

Uitbetalen — Nederlandse Duits vertaling7 vertalingen gevonden