opgeven
(n)
|
ergeben
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
ergeben
ergibst
ergeben
ergabst
ergaben
ergib
|
opgeven
(n)
|
übergeben
|
opgeven
(n)
(n)
(algemeen)
|
aufgeben
(n)
(n)
(algemeen)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
aushusten
(v)
(geneeskunde)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
ausgehustet
husten aus
hustest aus
husteten aus
hustetest aus
huste aus
|
opgeven
(n)
(v)
(Recht)
|
aufgeben
(v)
(Recht)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(overeenkomst)
|
sich ergeben
(v)
(overeenkomst)
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
sich erbrechen
(v)
(geneeskunde)
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
erbrechen
(v)
(geneeskunde)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
erbrochen
erbrichst
erbrechen
erbrachen
erbrachst
erbrich
|
opgeven
(n)
(v)
(overeenkomst)
|
aufgeben
(v)
(overeenkomst)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
auswerfen
(v)
(geneeskunde)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
ausgeworfen
wirfst aus
werfen aus
warfst aus
warfen aus
wirf aus
|
opgeven
(n)
(v)
(aanspraak)
|
aufgeben
(v)
(aanspraak)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(regel)
|
verzichten auf
(v)
(regel)
|
opgeven
(n)
(v)
(beroep)
|
niederlegen
(v)
(beroep)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
niedergelegt
legst nieder
legen nieder
legten nieder
legtest nieder
leg(e) nieder
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
sich übergeben
(v)
(geneeskunde)
|
opgeven
(n)
(v)
(overeenkomst)
|
kapitulieren
(v)
(overeenkomst)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
kapituliert
kapitulieren
kapitulierst
kapitulierten
kapituliertest
kapituliere
|
opgeven
(n)
(v)
(afhaken)
|
verzichten auf
(v)
(afhaken)
|
opgeven
(n)
(v)
(prijs)
|
bewerten
(v)
(prijs)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
bewertet
bewertest
bewerten
bewerteten
bewertetest
bewerte
|
opgeven
(n)
(v)
(Idee)
|
aufgeben
(v)
(Idee)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(geneeskunde)
|
kotzen
(v)
(geneeskunde)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
gekotzt
kotzt
kotzen
kotztest
kotzten
kotz(e)
|
opgeven
(n)
(v)
(Recht)
|
verzichten auf
(v)
(Recht)
|
opgeven
(n)
(v)
(aanspraak)
|
verzichten auf
(v)
(aanspraak)
|
opgeven
(n)
(v)
(afhaken)
|
aufgeben
(v)
(afhaken)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
aufgegeben
gibst auf
geben auf
gabst auf
gaben auf
gib auf
|
opgeven
(n)
(v)
(scholen - universiteiten)
|
abbrechen
(v)
(scholen - universiteiten)
|
opgegeven
geven op
geeft op
gaf op
gaven op
|
abgebrochen
brechen ab
brichst ab
brachen ab
brachst ab
brich ab
|
opgeven
(n)
(v)
(Idee)
|
absehen von
(v)
(Idee)
|