karakteriseren
(v)
(beschrijven)
|
schildern
(v)
(beschrijven)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
geschildert
schildern
schilderst
schilderten
schildertest
schild(e)re
|
karakteriseren
(v)
(beschrijven)
|
charakterisieren
(v)
(beschrijven)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
charakterisiert
charakterisierst
charakterisieren
charakterisiertest
charakterisierten
charakterisiere
|
karakteriseren
(v)
(beschrijven)
|
kennzeichnen
(v)
(beschrijven)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
gekennzeichnet
kennzeichnen
kennzeichnest
kennzeichneten
kennzeichnetest
kennzeichne
|
karakteriseren
(v)
(kenmerken)
|
unterscheiden
(v)
(kenmerken)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
unterschieden
unterscheidest
unterscheiden
unterschieden
unterschiedest
unterscheide
|
karakteriseren
(v)
(beschrijven)
|
ausmalen
(v)
(beschrijven)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
ausgemalt
malst aus
malen aus
maltest aus
malten aus
mal(e) aus
|
karakteriseren
(v)
(beschrijven)
|
beschreiben
(v)
(beschrijven)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
beschrieben
beschreibst
beschreiben
beschrieben
beschriebst
beschreib(e)
|
karakteriseren
(v)
(kenmerken)
|
charakterisieren
(v)
(kenmerken)
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
charakterisiert
charakterisierst
charakterisieren
charakterisiertest
charakterisierten
charakterisiere
|