Herstellen — vertaling Nederlandse Duits. Vertalen Herstellen in Duits

herstellen (n) (n) (Aktie)	reparieren (n) (n) (Aktie)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	repariert reparieren reparierst reparierten repariertest repariere
herstellen (n) (n) (kleding)	Ausbessern (n) (n) (kleding)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	ausgebessert bessern aus besserst aus besserten aus bessertest aus bessere aus
herstellen (n) (n) (technisch)	Instandsetzung (f) (n) (technisch)
herstellen (n) (n) (kleding)	Flicken (m) (n) (kleding)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	geflickt flickst flicken flickten flicktest flick(e)
herstellen (n) (n) (genezen)	Gesundmachen (n) (n) (genezen)
herstellen (n) (n) (kleding)	stopfen (n) (n) (kleding)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	gestopft stopfen stopfst stopften stopftest stopf(e)
herstellen (n) (n) (genezen)	genesen (n) (n) (genezen)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	genesen genesen genest genasen genasest genese
herstellen (n) (n) (schade)	Reparatur (f) (n) (schade)
herstellen (n) (n) (technisch)	Wiederinstandsetzung (f) (n) (technisch)
herstellen (n) (n) (genezen)	heilen (n) (n) (genezen)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	geheilt heilen heilst heilten heiltest heil(e)
herstellen (n) (n) (schade)	Ausbesserung (f) (n) (schade)
herstellen (n) (v) (onrechtvaardigheid)	wiederherstellen (v) (onrechtvaardigheid)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	wiederhergestellt stellst wiederher stellen wiederher stellten wiederher stelltest wiederher stell(e) wiederher
herstellen (n) (v) (baan)	wieder einsetzen (v) (baan)
herstellen (n) (v) (geneeskunde)	genesen (v) (geneeskunde)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	genesen genesen genest genasen genasest genese
herstellen (n) (v) (gevoelens)	erholen (v) (gevoelens)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	erholt erholen sich erholst dich erholten sich erholtest dich erhole dich
herstellen (n) (v) (onrechtvaardigheid)	wieder gutmachen (v) (onrechtvaardigheid)
herstellen (n) (v) (vergissing)	rückgängig machen (v) (vergissing)
herstellen (n) (v) (kleding)	Flicken (v) (kleding)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	geflickt flickst flicken flickten flicktest flick(e)
herstellen (n) (v) (ziekte)	wieder zu Kräften kommen (v) (ziekte)
herstellen (n) (v) (probleem)	beseitigen (v) (probleem)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	beseitigt beseitigst beseitigen beseitigtest beseitigten beseitig(e)
herstellen (n) (v) (repareren)	herrichten (v) (repareren)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	hergerichtet richtest her richten her richtetest her richteten her richte her
herstellen (n) (v) (gevoelens)	darüber hinwegkommen (v) (gevoelens)
herstellen (n) (v) (situatie)	Retten (v) (situatie)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	gerettet retten rettest retteten rettetest rette
herstellen (n) (v) (kleding)	Ausbessern (v) (kleding)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	ausgebessert bessern aus besserst aus besserten aus bessertest aus bessere aus
herstellen (n) (v) (ziekte)	heilen (v) (ziekte)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	geheilt heilen heilst heilten heiltest heil(e)
herstellen (n) (v) (communicatie)	wiederherstellen (v) (communicatie)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	wiederhergestellt stellst wiederher stellen wiederher stellten wiederher stelltest wiederher stell(e) wiederher
herstellen (n) (v) (repareren)	machen (v) (repareren)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	gemacht machst machen machtest machten mach(e)
herstellen (n) (v) (onrechtvaardigheid)	beseitigen (v) (onrechtvaardigheid)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	beseitigt beseitigst beseitigen beseitigtest beseitigten beseitig(e)
herstellen (n) (v) (probleem)	beheben (v) (probleem)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	behoben beheben behebst behoben behobst beheb(e)
herstellen (n) (v) (geneeskunde)	sich erholen (v) (geneeskunde)
herstellen (n) (v) (ziekte)	sich erholen (v) (ziekte)
herstellen (n) (v) (ziekte)	gesund werden (v) (ziekte)
herstellen (n) (v) (vergissing)	wieder gutmachen (v) (vergissing)
herstellen (n) (v) (repareren)	reparieren (v) (repareren)
hersteld herstelt herstellen herstelde herstelden	repariert reparieren reparierst reparierten repariertest repariere

Herstellen Voorbeelden8 voorbeelden gevonden

herstellen van	erholen
herstellen van	darüber hinwegkommen
herstellen van	sich erholen
herstellen van	sich erholen von
zich herstellen	sich wieder erholen
zich herstellen	sich wieder sammeln
zich herstellen	sich wieder erholen
zich herstellen	wieder anziehen

Vertalen Herstellen in andere talen

— Vertalen herstellen in Engels

— Vertalen herstellen in Frans

— Vertalen herstellen in Italiaans

— Vertalen herstellen in Spaans

— Vertalen herstellen in Portugees

— Vertalen herstellen in Sloveens

— Vertalen herstellen in Pools

— Vertalen herstellen in Tsjechisch

Herstellen — Nederlandse Duits vertaling34 vertalingen gevonden