dubbel (n) | doppelt |
dubbel (n) (n) (aantal) | Doppelte (n) (n) (aantal) |
dubbel (n) (a) (gebruik) | doppelt (a) (gebruik) |
dubbel (n) (a) (uit twee delen) | doppelt (a) (uit twee delen) |
dubbel (n) (a) (aantal) | doppelt (a) (aantal) |
dubbel (n) (a) (voor twee mensen) | Doppel- (a) (voor twee mensen) |
dubbel (n) (a) (uit twee delen) | Doppel- (a) (uit twee delen) |
dubbel (n) (o) (algemeen) | doppelt (o) (algemeen) |
dubbel parkeren | doppelreihig Parken |
dubbel parkeren | doppelreihig Parken |
dubbel staatsburgerschap | doppelte Staatsbürgerschaft |
zich dubbel vouwen om | sich zerreißen um |