beoordelen (v) (examen) | benoten (v) (examen) |
beoordelen (v) (evalueren) | beurteilen (v) (evalueren) |
beoordelen (v) (Schatten) | schätzen (v) (Schatten) |
beoordelen (v) | beurteilen (v) |
beoordelen (v) (examen) | Zensieren (v) (examen) |
beoordelen (v) (evalueren) | bewerten (v) (evalueren) |
beoordelen (v) (Schatten) | beurteilen (v) (Schatten) |
verkeerd beoordelen | falsch beurteilen |
verkeerd beoordelen | unterschätzen |
verkeerd beoordelen | falsch einschätzen |
verkeerd beoordelen | verschätzen |
vooraf beoordelen | vorschnell beurteilen |