veroorloven (v) (voorwaarde) | ge tillåtelse till (v) (voorwaarde) |
veroorloven (v) (voorwaarde) | medge (v) (voorwaarde) |
veroorloven (v) (toestemming) | låta (v) (toestemming) |
veroorloven (v) (toestemming) | medge (v) (toestemming) |
veroorloven (v) (toestemming) | ge tillåtelse till (v) (toestemming) |
veroorloven (v) (voorwaarde) | tillåta (v) (voorwaarde) |
veroorloven (v) (voorwaarde) | låta (v) (voorwaarde) |
veroorloven (v) (toestemming) | tillåta (v) (toestemming) |
zich kunnen veroorloven | kunna kosta på sig |
zich kunnen veroorloven | ha råd med |