praten
(n)
(n)
(algemeen)
|
pratande
(n)
(n)
(algemeen)
|
praten
(n)
(v)
(woorden)
|
tala
(v)
(woorden)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
talad
talar
talar
talade
talade
|
praten
(n)
(v)
(woorden)
|
prata
(v)
(woorden)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
pratad
pratar
pratar
pratade
pratade
|
praten
(n)
(v)
(algemeen)
|
prata
(v)
(algemeen)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
pratad
pratar
pratar
pratade
pratade
|
praten
(n)
(v)
(algemeen)
|
tala
(v)
(algemeen)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
talad
talar
talar
talade
talade
|
praten
(n)
(v)
(communicatie)
|
snacka
(v)
(communicatie)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
snackad
snackar
snackar
snackade
snackade
|
praten
(n)
(v)
(communicatie)
|
prata
(v)
(communicatie)
|
gepraat
praten
praat
praatte
praatten
|
pratad
pratar
pratar
pratade
pratade
|