openbarsten
(v)
(geneeskunde)
|
gå upp
(v)
(geneeskunde)
|
openbarsten
(v)
(geneeskunde)
|
spräcka
(v)
(geneeskunde)
|
openbarsten
(v)
(intransitief)
|
spränga
(v)
(intransitief)
|
openbarsten
(v)
(intransitief)
|
gå upp
(v)
(intransitief)
|
openbarsten
(v)
(geneeskunde)
|
brista
(v)
(geneeskunde)
|
opengebarsten
barsten open
barst open
barstten open
barstte open
|
brusten
brister
brister
brast
brast
|
openbarsten
(v)
(geneeskunde)
|
spricka
(v)
(geneeskunde)
|
opengebarsten
barsten open
barst open
barstten open
barstte open
|
sprucken
spricker
spricker
sprack
sprack
|
openbarsten
(v)
(intransitief)
|
brista
(v)
(intransitief)
|
opengebarsten
barsten open
barst open
barstten open
barstte open
|
brusten
brister
brister
brast
brast
|
openbarsten
(v)
(intransitief)
|
spricka
(v)
(intransitief)
|
opengebarsten
barsten open
barst open
barstten open
barstte open
|
sprucken
spricker
spricker
sprack
sprack
|
openbarsten
(v)
(intransitief)
|
spräcka
(v)
(intransitief)
|
openbarsten
(v)
(geneeskunde)
|
spränga
(v)
(geneeskunde)
|