ontkennen (v) (loochenen) | inte vilja kännas vid (v) (loochenen) |
ontkennen (v) (algemeen) | förneka (v) (algemeen) |
ontkennen (v) (loochenen) | bestrida (v) (loochenen) |
ontkennen (v) (loochenen) | frånsäga sig (v) (loochenen) |
ontkennen (v) (beschuldiging) | inte vilja kännas vid (v) (beschuldiging) |
ontkennen (v) (loochenen) | inte erkänna (v) (loochenen) |
ontkennen (v) (beschuldiging) | förneka (v) (beschuldiging) |
ontkennen (v) (algemeen) | inte vilja kännas vid (v) (algemeen) |
ontkennen (v) (beschuldiging) | inte erkänna (v) (beschuldiging) |
ontkennen (v) (loochenen) | förneka (v) (loochenen) |
ontkennen (v) (algemeen) | frånsäga sig (v) (algemeen) |
ontkennen (v) (algemeen) | bestrida (v) (algemeen) |
ontkennen (v) (beschuldiging) | frånsäga sig (v) (beschuldiging) |