ongeschikt (a) (persoon) | inkompetent (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (persoon) | oduglig (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (persoon) | otjänlig (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (algemeen) | oförmögen (a) (algemeen) |
ongeschikt (a) (persoon) | inte kvalificerad (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (persoon) | inte kunna (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (algemeen) | inte kvalificerad (a) (algemeen) |
ongeschikt (a) (algemeen) | oduglig (a) (algemeen) |
ongeschikt (a) (baan) | oförmögen (a) (baan) |
ongeschikt (a) (baan) | inte kvalificerad (a) (baan) |
ongeschikt (a) (algemeen) | otjänlig (a) (algemeen) |
ongeschikt (a) (baan) | olämplig (a) (baan) |
ongeschikt (a) (algemeen) | otillräcklig (a) (algemeen) |
ongeschikt (a) (persoon) | oförmögen (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (baan) | oduglig (a) (baan) |
ongeschikt (a) (baan) | otjänlig (a) (baan) |
ongeschikt (a) (persoon) | olämplig (a) (persoon) |
ongeschikt (a) (algemeen) | olämplig (a) (algemeen) |
ongeschikt maken | göra arbetsoförmögen |