laat (a) (algemeen) | sen (a) (algemeen) |
laat (a) (tijd) | uppskjuten (a) (tijd) |
laat (a) (tijd) | senkommen (a) (tijd) |
laat (a) (algemeen) | sent (a) (algemeen) |
laat (a) (tijd) | försenad (a) (tijd) |
laat (a) (tijd) | sent (a) (tijd) |
laat (a) (algemeen) | senkommen (a) (algemeen) |
laat (a) (algemeen) | försenad (a) (algemeen) |
laat (a) (tijd) | sen (a) (tijd) |
laat (a) (tijd) | fördröjd (a) (tijd) |
laat (o) (tijd) | sen (o) (tijd) |
laat (o) (tijd) | senkommen (o) (tijd) |
laat (o) (tijd) | försenad (o) (tijd) |
laat (o) (tijd) | sent (o) (tijd) |