individueel (a) (scheiden) | individuell (a) (scheiden) |
individueel (a) (bijzonder) | enskild (a) (bijzonder) |
individueel (a) (scheiden) | enskild (a) (scheiden) |
individueel (a) (bijzonder) | individuell (a) (bijzonder) |
individueel (o) (algemeen) | individuellt (o) (algemeen) |
individueel (o) (algemeen) | enkel (o) (algemeen) |