afdalen (v) (berg) | gå ner (v) (berg) |
afdalen (v) (naar beneden gaan) | komma ned (v) (naar beneden gaan) |
afdalen (v) (berg) | gå ned (v) (berg) |
afdalen (v) (naar beneden gaan) | gå ned (v) (naar beneden gaan) |
afdalen (v) (naar beneden gaan) | stiga ned (v) (naar beneden gaan) |