aanvallen
(v)
(misdaad)
|
angripa
(v)
(misdaad)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
angripen
angriper
angriper
angrep
angrep
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
anfalla
(v)
(zich storten op)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
anfallen
anfaller
anfaller
anföll
anföll
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
anfalla
(v)
(gevecht)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
anfallen
anfaller
anfaller
anföll
anföll
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
attackera
(v)
(zich storten op)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
attackerad
attackerar
attackerar
attackerade
attackerade
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
rusa på
(v)
(gevecht)
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
angripa
(v)
(zich storten op)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
angripen
angriper
angriper
angrep
angrep
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
angripa
(v)
(gevecht)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
angripen
angriper
angriper
angrep
angrep
|
aanvallen
(v)
(misdaad)
|
anfalla
(v)
(misdaad)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
anfallen
anfaller
anfaller
anföll
anföll
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
överfalla
(v)
(zich storten op)
|
aanvallen
(v)
(misdaad)
|
rusa på
(v)
(misdaad)
|
aanvallen
(v)
(voedsel)
|
hugga in
(v)
(voedsel)
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
överfalla
(v)
(gevecht)
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
attackera
(v)
(gevecht)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
attackerad
attackerar
attackerar
attackerade
attackerade
|
aanvallen
(v)
(misdaad)
|
gå lös på
(v)
(misdaad)
|
aanvallen
(v)
(misdaad)
|
överfalla
(v)
(misdaad)
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
rusa på
(v)
(zich storten op)
|
aanvallen
(v)
(zich storten op)
|
gå lös på
(v)
(zich storten op)
|
aanvallen
(v)
(misdaad)
|
attackera
(v)
(misdaad)
|
aangevallen
valt aan
vallen aan
viel aan
vielen aan
|
attackerad
attackerar
attackerar
attackerade
attackerade
|
aanvallen
(v)
(gevecht)
|
gå lös på
(v)
(gevecht)
|