voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
incidência
(f)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanblik)
|
aparência
(f)
(n)
(aanblik)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanwezigheid)
|
existência
(f)
(n)
(aanwezigheid)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanblik)
|
semblante
(m)
(n)
(aanblik)
|
voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
aspecto
(m)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanwezigheid)
|
incidência
(f)
(n)
(aanwezigheid)
|
voorkomen
(n)
(n)
(fysiek)
|
aparência
(f)
(n)
(fysiek)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanwezigheid)
|
ocorrência
(f)
(n)
(aanwezigheid)
|
voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
aparência
(f)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(fysiek)
|
aspecto
(m)
(n)
(fysiek)
|
voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
existência
(f)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
semblante
(m)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(algemeen)
|
ocorrência
(f)
(n)
(algemeen)
|
voorkomen
(n)
(n)
(aanblik)
|
aspecto
(m)
(n)
(aanblik)
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
evitar
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(naam)
|
constar de
(v)
(naam)
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
estar presente
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
(n)
(v)
(preventie)
|
prever
(v)
(preventie)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
previsto
prevêem
prevês
previam
previas
|
voorkomen
(n)
(v)
(ongeval)
|
evitar
(v)
(ongeval)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
prevenir
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
prevenido
previnem
prevines
preveniam
prevenias
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
acontecer
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
acontecido
acontecem
aconteciam
|
voorkomen
(n)
(v)
(bestaan)
|
ocorrer
(v)
(bestaan)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
ocorrido
ocorrem
ocorres
ocorriam
ocorrias
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
prevenir
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
prevenido
previnem
prevines
preveniam
prevenias
|
voorkomen
(n)
(v)
(bestaan)
|
existir
(m)
(v)
(bestaan)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
existido
existem
existes
existiam
existias
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
antecipar
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
antecipado
antecipam
antecipas
antecipavam
antecipavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
frustrar
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
frustrado
frustram
frustras
frustravam
frustravas
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
evitar
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
impedir
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
impedido
impedem
impedes
impediam
impedias
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
prever
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
previsto
prevêem
prevês
previam
previas
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
frustrar
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
frustrado
frustram
frustras
frustravam
frustravas
|
voorkomen
(n)
(v)
(preventie)
|
prevenir
(v)
(preventie)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
prevenido
previnem
prevines
preveniam
prevenias
|
voorkomen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
acontecer
(v)
(voorwerpen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
acontecido
acontecem
aconteciam
|
voorkomen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
ocorrer
(v)
(voorwerpen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
ocorrido
ocorrem
ocorres
ocorriam
ocorrias
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
antecipar
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
antecipado
antecipam
antecipas
antecipavam
antecipavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
impedir
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
impedido
impedem
impedes
impediam
impedias
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
suceder
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
sucedido
sucedem
sucedes
sucediam
sucedias
|
voorkomen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
estar presente
(v)
(voorwerpen)
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
prever
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
previsto
prevêem
prevês
previam
previas
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
frustrar
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
frustrado
frustram
frustras
frustravam
frustravas
|
voorkomen
(n)
(v)
(preventie)
|
antecipar
(v)
(preventie)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
antecipado
antecipam
antecipas
antecipavam
antecipavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(naam)
|
figurar
(v)
(naam)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
figurado
figuram
figuras
figuravam
figuravas
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
prevenir
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
prevenido
previnem
prevines
preveniam
prevenias
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
existir
(m)
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
existido
existem
existes
existiam
existias
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
realizar
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
realizado
realizam
realizas
realizavam
realizavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
evitar
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
ocorrer
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
ocorrido
ocorrem
ocorres
ocorriam
ocorrias
|
voorkomen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
existir
(m)
(v)
(voorwerpen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
existido
existem
existes
existiam
existias
|
voorkomen
(n)
(v)
(verhinderen)
|
impedir
(v)
(verhinderen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
impedido
impedem
impedes
impediam
impedias
|
voorkomen
(n)
(v)
(bestaan)
|
estar presente
(v)
(bestaan)
|
voorkomen
(n)
(v)
(algemeen)
|
prever
(v)
(algemeen)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
previsto
prevêem
prevês
previam
previas
|
voorkomen
(n)
(v)
(preventie)
|
evitar
(v)
(preventie)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(ongeval)
|
prevenir
(v)
(ongeval)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
prevenido
previnem
prevines
preveniam
prevenias
|
voorkomen
(n)
(v)
(bestaan)
|
acontecer
(v)
(bestaan)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
acontecido
acontecem
aconteciam
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
acontecer com
(v)
(gebeurtenis)
|
voorkomen
(n)
(v)
(naam)
|
aparecer
(v)
(naam)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
aparecido
aparecem
apareces
apareciam
aparecias
|
voorkomen
(n)
(v)
(poging)
|
antecipar
(v)
(poging)
|
voorkomen
voorkomt
voorkomen
voorkwam
voorkwamen
|
antecipado
antecipam
antecipas
antecipavam
antecipavas
|
voorkomen
(n)
(v)
(gebeurtenis)
|
ter lugar
(v)
(gebeurtenis)
|