uiten (v) (mening) | expressar (v) (mening) |
uiten (v) (gevoelens) | exprimir (v) (gevoelens) |
uiten (v) (mening) | mostrar (v) (mening) |
uiten (v) (mening) | exprimir (v) (mening) |
uiten (v) (gevoelens) | expressar (v) (gevoelens) |
uiten (v) (mening) | manifestar (v) (mening) |
uiten (v) (gevoelens) | mostrar (v) (gevoelens) |
uiten (v) (gevoelens) | manifestar (v) (gevoelens) |
dreigementen uiten tegen | intimidar |
dreigementen uiten tegen | ameaçar |