terugvallen (n) (n) (handel) | diminuição gradual da atividade (f) (n) (handel) |
terugvallen (n) (n) (vervallen) | retrocesso (m) (n) (vervallen) |
terugvallen (n) (n) (vervallen) | recaída (f) (n) (vervallen) |
terugvallen (n) (v) (geneeskunde) | regredir (v) (geneeskunde) |
terugvallen (n) (v) (vervallen) | regredir (v) (vervallen) |
terugvallen (n) (v) (vervallen) | recair (v) (vervallen) |
terugvallen (n) (v) (vervallen) | ter uma recaída (v) (vervallen) |
terugvallen (n) (v) (geneeskunde) | recair (v) (geneeskunde) |
terugvallen (n) (v) (geneeskunde) | ter uma recaída (v) (geneeskunde) |
terugvallen in | retomar |
terugvallen in | voltar a |