teruggaan (v) (tijd) | remontar-se a (v) (tijd) |
teruggaan (v) (zich terugtrekken) | retroceder (v) (zich terugtrekken) |
teruggaan (v) (zich terugtrekken) | retirar-se (v) (zich terugtrekken) |
teruggaan (v) (zich terugtrekken) | recuar (v) (zich terugtrekken) |
teruggaan (v) (tijd) | datar de (v) (tijd) |
teruggaan (v) (tijd) | remontar (v) (tijd) |
teruggaan in de tijd | retornar ao passado |
teruggaan in de tijd | reviver |