profijt (n) (n) (voordeel) | lucro (m) (n) (voordeel) |
profijt (n) (n) (voordeel) | ganho (m) (n) (voordeel) |
profijt (n) (n) (voordeel) | benefício (m) (n) (voordeel) |
profijt (n) (n) (voordeel) | vantagem (f) (n) (voordeel) |
profijt hebben van | ganhar com |
profijt hebben van | lucrar com |