ontwijken
(n)
(n)
(vermijding)
|
evasão
(f)
(n)
(vermijding)
|
ontwijken
(n)
(n)
(vermijding)
|
evitação
(f)
(n)
(vermijding)
|
ontwijken
(n)
(v)
(ontsnappen aan)
|
escapar
(v)
(ontsnappen aan)
|
ontweken
ontwijkt
ontwijken
ontweek
ontweken
|
escapado
escapam
escapas
escapavam
escapavas
|
ontwijken
(n)
(v)
(vermijden)
|
evitar
(v)
(vermijden)
|
ontweken
ontwijkt
ontwijken
ontweek
ontweken
|
evitado
evitam
evitas
evitavam
evitavas
|
ontwijken
(n)
(v)
(vermijden)
|
esquivar-se
(v)
(vermijden)
|
ontwijken
(n)
(v)
(ontsnappen aan)
|
evadir
(v)
(ontsnappen aan)
|
ontweken
ontwijkt
ontwijken
ontweek
ontweken
|
evadido
evadem
evades
evadiam
evadias
|
ontwijken
(n)
(v)
(ontsnappen aan)
|
eludir
(v)
(ontsnappen aan)
|
ontweken
ontwijkt
ontwijken
ontweek
ontweken
|
eludido
eludem
eludes
eludiam
eludias
|
ontwijken
(n)
(v)
(vermijden)
|
desviar-se
(v)
(vermijden)
|