onbehaaglijkheid (f) (n) (geneeskunde) | indisposição (f) (n) (geneeskunde) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geneeskunde) | desconforto (m) (n) (geneeskunde) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geneeskunde) | incômodo (m) (n) (geneeskunde) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geestelijke gewaarwording) | indisposição (f) (n) (geestelijke gewaarwording) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geestelijke gewaarwording) | desconforto (m) (n) (geestelijke gewaarwording) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geneeskunde) | moléstia (f) (n) (geneeskunde) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geneeskunde) | mal-estar (m) (n) (geneeskunde) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geestelijke gewaarwording) | moléstia (f) (n) (geestelijke gewaarwording) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geestelijke gewaarwording) | mal-estar (m) (n) (geestelijke gewaarwording) |
onbehaaglijkheid (f) (n) (geestelijke gewaarwording) | incômodo (m) (n) (geestelijke gewaarwording) |