aanpassen
(v)
(graad)
|
adaptar
(v)
(graad)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
adaptado
adaptam
adaptas
adaptavam
adaptavas
|
aanpassen
(v)
(graad)
|
equilibrar
(v)
(graad)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
equilibrado
equilibram
equilibras
equilibravam
equilibravas
|
aanpassen
(v)
(adjusteren)
|
ajustar
(v)
(adjusteren)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
ajustado
ajustam
ajustas
ajustavam
ajustavas
|
aanpassen
(v)
(adjusteren)
|
colocar em proporção
(v)
(adjusteren)
|
aanpassen
(v)
(graad)
|
ajustar
(v)
(graad)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
ajustado
ajustam
ajustas
ajustavam
ajustavas
|
aanpassen
(v)
(graad)
|
colocar em proporção
(v)
(graad)
|
aanpassen
(v)
(kleding)
|
provar
(v)
(kleding)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
provado
provam
provas
provavam
provavas
|
aanpassen
(v)
(adjusteren)
|
adaptar
(v)
(adjusteren)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
adaptado
adaptam
adaptas
adaptavam
adaptavas
|
aanpassen
(v)
(adjusteren)
|
equilibrar
(v)
(adjusteren)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
equilibrado
equilibram
equilibras
equilibravam
equilibravas
|
aanpassen
(v)
(kleding)
|
experimentar
(v)
(kleding)
|
aangepast
passen aan
past aan
paste aan
pasten aan
|
experimentado
experimentam
experimentas
experimentavam
experimentavas
|