zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
contaminare
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
contaminando
contaminano
contamini
contaminavano
contaminavi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
infangare
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
infangando
infangano
infanghi
infangavano
infangavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
parlare male di
(v)
(persoon)
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
svilire
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
svilendo
svilisci
sviliscono
svilivano
svilivi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
denigrare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
denigrando
denigrano
denigri
denigravano
denigravi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
diffamare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
diffamando
diffamano
diffami
diffamavano
diffamavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
rovinare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
rovinando
rovinano
rovini
rovinavano
rovinavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
infamare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
infamando
infamano
infami
infamavano
infamavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
sparlare di
(v)
(praten)
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
spettegolare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
spettegolando
spettegolano
spettegoli
spettegolavano
spettegolavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
contaminare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
contaminando
contaminano
contamini
contaminavano
contaminavi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
insudiciare
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
insudiciando
insudici
insudiciano
insudiciavano
insudiciavi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
rovinare
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
rovinando
rovinano
rovini
rovinavano
rovinavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
svilire
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
svilendo
svilisci
sviliscono
svilivano
svilivi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
insudiciare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
insudiciando
insudici
insudiciano
insudiciavano
insudiciavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
chiacchierare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
chiacchierando
chiacchierano
chiacchieri
chiacchieravano
chiacchieravi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
guastare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
guastando
guastano
guasti
guastavano
guastavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
parlare male di
(v)
(praten)
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
spettegolare di
(v)
(persoon)
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
diffamare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
diffamando
diffamano
diffami
diffamavano
diffamavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
infangare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
infangando
infangano
infanghi
infangavano
infangavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
screditare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
screditando
screditano
screditi
screditavano
screditavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
sporcare
(m)
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
sporcando
sporcano
sporchi
sporcavano
sporcavi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
macchiare
(m)
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
macchiando
macchi
macchiano
macchiavano
macchiavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
calunniare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
calunniando
calunni
calunniano
calunniavano
calunniavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
infamare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
infamando
infamano
infami
infamavano
infamavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
macchiare
(m)
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
macchiando
macchi
macchiano
macchiavano
macchiavi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
sporcare
(m)
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
sporcando
sporcano
sporchi
sporcavano
sporcavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
denigrare
(v)
(persoon)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
denigrando
denigrano
denigri
denigravano
denigravi
|
zwartmaken
(v)
(reputatie)
|
guastare
(v)
(reputatie)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
guastando
guastano
guasti
guastavano
guastavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
screditare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
screditando
screditano
screditi
screditavano
screditavi
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
calunniare
(v)
(praten)
|
zwartgemaakt
maakt zwart
maken zwart
maakten zwart
maakte zwart
|
calunniando
calunni
calunniano
calunniavano
calunniavi
|
zwartmaken
(v)
(persoon)
|
sparlare di
(v)
(persoon)
|
zwartmaken
(v)
(praten)
|
spettegolare di
(v)
(praten)
|