werken
(n)
(v)
(algemeen)
|
funzionare
(v)
(algemeen)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
funzionando
funzionano
funzioni
funzionavano
funzionavi
|
werken
(n)
(v)
(algemeen)
|
faticare
(v)
(algemeen)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
faticando
faticano
fatichi
faticavano
faticavi
|
werken
(n)
(v)
(algemeen)
|
lavorare
(v)
(algemeen)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
lavorando
lavorano
lavori
lavoravano
lavoravi
|
werken
(n)
(v)
(mechanisch)
|
funzionare
(v)
(mechanisch)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
funzionando
funzionano
funzioni
funzionavano
funzionavi
|
werken
(n)
(v)
(mechanisch)
|
lavorare
(v)
(mechanisch)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
lavorando
lavorano
lavori
lavoravano
lavoravi
|
werken
(n)
(v)
(Werk)
|
faticare
(v)
(Werk)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
faticando
faticano
fatichi
faticavano
faticavi
|
werken
(n)
(v)
(Werk)
|
lavorare
(v)
(Werk)
|
gewerkt
werken
werkt
werkte
werkten
|
lavorando
lavorano
lavori
lavoravano
lavoravi
|