waarderen
(v)
(mening)
|
giudicare
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
giudicando
giudicano
giudichi
giudicavano
giudicavi
|
waarderen
(v)
(mening)
|
credere
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
credendo
credi
credono
credevano
credevi
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
rispettare
(v)
(gevoelens)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
rispettando
rispettano
rispetti
rispettavano
rispettavi
|
waarderen
(v)
(mening)
|
trovare
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
trovando
trovano
trovi
trovavano
trovavi
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
apprezzare
(v)
(gevoelens)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
apprezzando
apprezzano
apprezzi
apprezzavano
apprezzavi
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
essere grato per
(v)
(gevoelens)
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
gradire
(v)
(gevoelens)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
gradendo
gradisci
gradiscono
gradivano
gradivi
|
waarderen
(v)
(waarde)
|
gradire
(v)
(waarde)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
gradendo
gradisci
gradiscono
gradivano
gradivi
|
waarderen
(v)
(appreciëren)
|
avere caro
(v)
(appreciëren)
|
waarderen
(v)
(mening)
|
pensare
(m)
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
waarderen
(v)
(mening)
|
valutare
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
valutando
valutano
valuti
valutavano
valutavi
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
avere caro
(v)
(gevoelens)
|
waarderen
(v)
(appreciëren)
|
essere grato per
(v)
(appreciëren)
|
waarderen
(v)
(appreciëren)
|
gradire
(v)
(appreciëren)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
gradendo
gradisci
gradiscono
gradivano
gradivi
|
waarderen
(v)
(gevoelens)
|
stimare
(v)
(gevoelens)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
stimando
stimano
stimi
stimavano
stimavi
|
waarderen
(v)
(appreciëren)
|
apprezzare
(v)
(appreciëren)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
apprezzando
apprezzano
apprezzi
apprezzavano
apprezzavi
|
waarderen
(v)
(kwaliteit)
|
apprezzare
(v)
(kwaliteit)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
apprezzando
apprezzano
apprezzi
apprezzavano
apprezzavi
|
waarderen
(v)
(waarde)
|
stimare
(v)
(waarde)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
stimando
stimano
stimi
stimavano
stimavi
|
waarderen
(v)
(waarde)
|
avere caro
(v)
(waarde)
|
waarderen
(v)
(kwaliteit)
|
essere grato per
(v)
(kwaliteit)
|
waarderen
(v)
(kwaliteit)
|
gradire
(v)
(kwaliteit)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
gradendo
gradisci
gradiscono
gradivano
gradivi
|
waarderen
(v)
(appreciëren)
|
stimare
(v)
(appreciëren)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
stimando
stimano
stimi
stimavano
stimavi
|
waarderen
(v)
(waarde)
|
apprezzare
(v)
(waarde)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
apprezzando
apprezzano
apprezzi
apprezzavano
apprezzavi
|
waarderen
(v)
(waarde)
|
essere grato per
(v)
(waarde)
|
waarderen
(v)
(mening)
|
ritenere
(v)
(mening)
|
gewaardeerd
waardeert
waarderen
waardeerde
waardeerden
|
ritenendo
ritengono
ritieni
ritenevano
ritenevi
|