vrijhouden (v) (tijd) | tenere libero (v) (tijd) |
vrijhouden (v) (tijd) | dedicare (v) (tijd) |
vrijhouden (v) (zitplaats) | tenere libero (v) (zitplaats) |
vrijhouden (v) (zitplaats) | dedicare (v) (zitplaats) |
vrijhouden (v) (tijd) | riservare (v) (tijd) |
vrijhouden (v) (tijd) | tenere (v) (tijd) |
vrijhouden (v) (zitplaats) | riservare (v) (zitplaats) |
vrijhouden (v) (zitplaats) | tenere (v) (zitplaats) |
vrijhouden (v) (zitplaats) | prenotare (v) (zitplaats) |
iemand vrijhouden | pagare per qualcuno |
iemand vrijhouden | pagare il conto di qualcuno |
iemand vrijhouden | occuparsi del conto di qualcuno |