verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
distogliere
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distogliendo
distogli
distolgono
distoglievano
distoglievi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
dissipare
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
dissipando
dissipano
dissipi
dissipavano
dissipavi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
sparpagliare
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
sparpagliando
sparpagli
sparpagliano
sparpagliavano
sparpagliavi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
dissipare
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
dissipando
dissipano
dissipi
dissipavano
dissipavi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
distrarre
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distraendo
distraggono
distrai
distraevano
distraevi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
distogliere
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distogliendo
distogli
distolgono
distoglievano
distoglievi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
disperdere
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
disperdendo
disperdi
disperdono
disperdevano
disperdevi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
spargere
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
spargendo
spargi
spargono
spargevano
spargevi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
distrarre
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distraendo
distraggono
distrai
distraevano
distraevi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
spargere
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
spargendo
spargi
spargono
spargevano
spargevi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
sparpagliare
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
sparpagliando
sparpagli
sparpagliano
sparpagliavano
sparpagliavi
|
verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
disperdere
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
disperdendo
disperdi
disperdono
disperdevano
disperdevi
|
verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
spargere
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
spargendo
spargi
spargono
spargevano
spargevi
|
verstrooien
(v)
(afleiden)
|
distogliere
(v)
(afleiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distogliendo
distogli
distolgono
distoglievano
distoglievi
|
verstrooien
(v)
(uitstrooien)
|
disperdere
(v)
(uitstrooien)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
disperdendo
disperdi
disperdono
disperdevano
disperdevi
|
verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
sparpagliare
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
sparpagliando
sparpagli
sparpagliano
sparpagliavano
sparpagliavi
|
verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
dissipare
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
dissipando
dissipano
dissipi
dissipavano
dissipavi
|
verstrooien
(v)
(verspreiden)
|
distrarre
(v)
(verspreiden)
|
verstrooid
verstrooien
verstrooit
verstrooide
verstrooiden
|
distraendo
distraggono
distrai
distraevano
distraevi
|