verdoven
(v)
(slag)
|
intorpidire
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
intorpidendo
intorpidisci
intorpidiscono
intorpidivano
intorpidivi
|
verdoven
(v)
(slag)
|
stordire
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
stordendo
stordisci
stordiscono
stordivano
stordivi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
addormentare
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
addormentando
addormentano
addormenti
addormentavano
addormentavi
|
verdoven
(v)
(slag)
|
addormentare
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
addormentando
addormentano
addormenti
addormentavano
addormentavi
|
verdoven
(v)
(slag)
|
rendere sordo
(v)
(slag)
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
desensibilizzare
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
desensibilizzando
desensibilizzano
desensibilizzi
desensibilizzavano
desensibilizzavi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
desensibilizzare
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
desensibilizzando
desensibilizzano
desensibilizzi
desensibilizzavano
desensibilizzavi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
intorpidire
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
intorpidendo
intorpidisci
intorpidiscono
intorpidivano
intorpidivi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
stordire
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
stordendo
stordisci
stordiscono
stordivano
stordivi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
addormentare
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
addormentando
addormentano
addormenti
addormentavano
addormentavi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
assordare
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
assordando
assordano
assordi
assordavano
assordavi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
far perdere i sensi a
(v)
(geluid)
|
verdoven
(v)
(slag)
|
far perdere i sensi a
(v)
(slag)
|
verdoven
(v)
(slag)
|
assordare
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
assordando
assordano
assordi
assordavano
assordavi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
intorpidire
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
intorpidendo
intorpidisci
intorpidiscono
intorpidivano
intorpidivi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
stordire
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
stordendo
stordisci
stordiscono
stordivano
stordivi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
anestetizzare
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
anestetizzando
anestetizzano
anestetizzi
anestetizzavano
anestetizzavi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
assordare
(v)
(geneeskunde)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
assordando
assordano
assordi
assordavano
assordavi
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
far perdere i sensi a
(v)
(geneeskunde)
|
verdoven
(v)
(geneeskunde)
|
rendere sordo
(v)
(geneeskunde)
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
anestetizzare
(v)
(geluid)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
anestetizzando
anestetizzano
anestetizzi
anestetizzavano
anestetizzavi
|
verdoven
(v)
(geluid)
|
rendere sordo
(v)
(geluid)
|
verdoven
(v)
(slag)
|
anestetizzare
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
anestetizzando
anestetizzano
anestetizzi
anestetizzavano
anestetizzavi
|
verdoven
(v)
(slag)
|
desensibilizzare
(v)
(slag)
|
verdoofd
verdooft
verdoven
verdoofde
verdoofden
|
desensibilizzando
desensibilizzano
desensibilizzi
desensibilizzavano
desensibilizzavi
|