vastbinden (v) (binden) | legare (v) (binden) |
vastbinden (v) (binden) | annodare (v) (binden) |
vastbinden (v) (binden) | attaccare (v) (binden) |
vastbinden (v) (koord) | legare (v) (koord) |
vastbinden (v) (koord) | annodare (v) (koord) |
vastbinden (v) (koord) | unire (v) (koord) |
vastbinden (v) (binden) | allacciare (v) (binden) |
vastbinden (v) (binden) | unire (v) (binden) |
vastbinden (v) (koord) | allacciare (v) (koord) |
vastbinden (v) (koord) | attaccare (v) (koord) |
weer vastbinden | rilegare |
weer vastbinden | legare di nuovo |