uitvlucht (m) (n) (waarheid) | risposta evasiva (f) (n) (waarheid) |
uitvlucht (m) (n) (bedrog) | sotterfugio (m) (n) (bedrog) |
uitvlucht (m) (n) (bedrog) | pretesto (m) (n) (bedrog) |
uitvlucht (m) (n) (leugen) | sotterfugio (m) (n) (leugen) |
uitvlucht (m) (n) (leugen) | scusa (f) (n) (leugen) |
uitvlucht (m) (n) (leugen) | pretesto (m) (n) (leugen) |
uitvlucht (m) (n) (bedrog) | scusa (f) (n) (bedrog) |
een uitvlucht vinden | cercare una scusa |
een uitvlucht vinden | accampare una scusa |