snijden
(n)
(n)
(dieren)
|
castrazione
(f)
(n)
(dieren)
|
snijden
(n)
(n)
(dieren)
|
evirazione
(f)
(n)
(dieren)
|
snijden
(n)
(v)
(algemeen)
|
intersecare
(v)
(algemeen)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
intersecando
intersecano
intersechi
intersecavano
intersecavi
|
snijden
(n)
(v)
(dieren)
|
evirare
(v)
(dieren)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
evirando
evirano
eviri
eviravano
eviravi
|
snijden
(n)
(v)
(hout)
|
incidere
(v)
(hout)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
incidendo
incidi
incidono
incidevano
incidevi
|
snijden
(n)
(v)
(algemeen)
|
tagliare
(v)
(algemeen)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
tagliando
tagli
tagliano
tagliavano
tagliavi
|
snijden
(n)
(v)
(hout)
|
intagliare
(v)
(hout)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
intagliando
intagli
intagliano
intagliavano
intagliavi
|
snijden
(n)
(v)
(hout)
|
cesellare
(v)
(hout)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
cesellando
cesellano
ceselli
cesellavano
cesellavi
|
snijden
(n)
(v)
(hout)
|
scolpire
(v)
(hout)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
scolpendo
scolpisci
scolpiscono
scolpivano
scolpivi
|
snijden
(n)
(v)
(dieren)
|
sterilizzare
(v)
(dieren)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
sterilizzando
sterilizzano
sterilizzi
sterilizzavano
sterilizzavi
|
snijden
(n)
(v)
(delen)
|
intersecare
(v)
(delen)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
intersecando
intersecano
intersechi
intersecavano
intersecavi
|
snijden
(n)
(v)
(dieren)
|
castrare
(v)
(dieren)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
castrando
castrano
castri
castravano
castravi
|
snijden
(n)
(v)
(delen)
|
tagliare
(v)
(delen)
|
gesneden
snijdt
snijden
sneed
sneden
|
tagliando
tagli
tagliano
tagliavano
tagliavi
|