periode (f) (n) (tijd) | momento (m) (n) (tijd) |
periode (f) (n) (tijd) | periodo (m) (n) (tijd) |
periode (f) (n) (tijd) | periodo di tempo (m) (n) (tijd) |
periode (f) (n) (tijd) | attimo (m) (n) (tijd) |
binnen een periode van | nell'arco di |
binnen een periode van | nel giro di |
binnen een periode van | in |
binnen een periode van | entro |