overheersen
(v)
(persoon)
|
spadroneggiare
(v)
(persoon)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
spadroneggiando
spadroneggi
spadroneggiano
spadroneggiavano
spadroneggiavi
|
overheersen
(v)
(situatie)
|
dominare
(v)
(situatie)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
dominando
dominano
domini
dominavano
dominavi
|
overheersen
(v)
(situatie)
|
prevalere
(v)
(situatie)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
prevalendo
prevalgono
prevali
prevalevano
prevalevi
|
overheersen
(v)
(belangrijkheid)
|
reggere
(v)
(belangrijkheid)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
reggendo
reggi
reggono
reggevano
reggevi
|
overheersen
(v)
(belangrijkheid)
|
predominare
(v)
(belangrijkheid)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
predominando
predominano
predomini
predominavano
predominavi
|
overheersen
(v)
(belangrijkheid)
|
prevalere
(v)
(belangrijkheid)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
prevalendo
prevalgono
prevali
prevalevano
prevalevi
|
overheersen
(v)
(situatie)
|
reggere
(v)
(situatie)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
reggendo
reggi
reggono
reggevano
reggevi
|
overheersen
(v)
(situatie)
|
predominare
(v)
(situatie)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
predominando
predominano
predomini
predominavano
predominavi
|
overheersen
(v)
(persoon)
|
tiranneggiare
(v)
(persoon)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
tiranneggiando
tiranneggi
tiranneggiano
tiranneggiavano
tiranneggiavi
|
overheersen
(v)
(belangrijkheid)
|
dominare
(v)
(belangrijkheid)
|
overheerst
overheersen
overheerst
overheerste
overheersten
|
dominando
dominano
domini
dominavano
dominavi
|