opschieten
(v)
(Werk)
|
progredire
(v)
(Werk)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
progredendo
progredisci
progrediscono
progredivano
progredivi
|
opschieten
(v)
(Werk)
|
avanzare
(v)
(Werk)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
avanzando
avanzano
avanzi
avanzavano
avanzavi
|
opschieten
(v)
(Werk)
|
fare progressi
(v)
(Werk)
|
opschieten
(v)
(vorderen)
|
procedere
(v)
(vorderen)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
procedendo
procedi
procedono
procedevano
procedevi
|
opschieten
(v)
(vorderen)
|
far progressi
(v)
(vorderen)
|
opschieten
(v)
(vorderen)
|
fare progressi
(v)
(vorderen)
|
opschieten
(v)
(Werk)
|
procedere
(v)
(Werk)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
procedendo
procedi
procedono
procedevano
procedevi
|
opschieten
(v)
(Werk)
|
far progressi
(v)
(Werk)
|
opschieten
(v)
(vorderen)
|
progredire
(v)
(vorderen)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
progredendo
progredisci
progrediscono
progredivano
progredivi
|
opschieten
(v)
(vorderen)
|
avanzare
(v)
(vorderen)
|
opgeschoten
schieten op
schiet op
schoten op
schoot op
|
avanzando
avanzano
avanzi
avanzavano
avanzavi
|