ophangen
(n)
(n)
(algemeen)
|
impiccagione
(f)
(n)
(algemeen)
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
affiggere
(v)
(Bericht)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(muur)
|
appendere
(v)
(muur)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
stendere
(v)
(Bericht)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
stendendo
stendi
stendono
stendevano
stendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(muur)
|
sospendere
(v)
(muur)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
sospendendo
sospendi
sospendono
sospendevano
sospendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
attaccare
(v)
(wasgoed)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
stendere
(v)
(voorwerpen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
stendendo
stendi
stendono
stendevano
stendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
impiccare
(v)
(Bericht)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
impiccando
impiccano
impicchi
impiccavano
impiccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
appendere
(v)
(misdaad)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(informatie)
|
attaccare
(v)
(informatie)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
mettere ad asciugare
(v)
(voorwerpen)
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
affiggere
(v)
(misdaad)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
appendere
(v)
(algemeen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
impiccare
(v)
(algemeen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
impiccando
impiccano
impicchi
impiccavano
impiccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
appendere
(v)
(wasgoed)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(telefoon)
|
riattaccare
(v)
(telefoon)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
riattaccando
riattaccano
riattacchi
riattaccavano
riattaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
attaccare
(v)
(voorwerpen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
stendere
(v)
(wasgoed)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
stendendo
stendi
stendono
stendevano
stendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
attaccare
(v)
(Bericht)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(telefoon)
|
attaccare
(v)
(telefoon)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
mettere ad asciugare
(v)
(misdaad)
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
affiggere
(v)
(voorwerpen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(informatie)
|
affiggere
(v)
(informatie)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
impiccare
(v)
(voorwerpen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
impiccando
impiccano
impicchi
impiccavano
impiccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
appendere
(v)
(Bericht)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
mettere ad asciugare
(v)
(algemeen)
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
mettere ad asciugare
(v)
(wasgoed)
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
affiggere
(v)
(algemeen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
attaccare
(v)
(algemeen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
attaccare
(v)
(misdaad)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
attaccando
attaccano
attacchi
attaccavano
attaccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(algemeen)
|
stendere
(v)
(algemeen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
stendendo
stendi
stendono
stendevano
stendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
affiggere
(v)
(wasgoed)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
affiggendo
affiggi
affiggono
affiggevano
affiggevi
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
stendere
(v)
(misdaad)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
stendendo
stendi
stendono
stendevano
stendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(wasgoed)
|
impiccare
(v)
(wasgoed)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
impiccando
impiccano
impicchi
impiccavano
impiccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(voorwerpen)
|
appendere
(v)
(voorwerpen)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
appendendo
appendi
appendono
appendevano
appendevi
|
ophangen
(n)
(v)
(misdaad)
|
impiccare
(v)
(misdaad)
|
opgehangen
hangen op
hangt op
hing op
hingen op
|
impiccando
impiccano
impicchi
impiccavano
impiccavi
|
ophangen
(n)
(v)
(Bericht)
|
mettere ad asciugare
(v)
(Bericht)
|