ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
sgomentare
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
sgomentando
sgomentano
sgomenti
sgomentavano
sgomentavi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
scioccare
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
scioccando
scioccano
sciocchi
scioccavano
scioccavi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
scuotere
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
scotendo
scuoti
scuotono
scotevano
scotevi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
intenerire
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
intenerendo
intenerisci
inteneriscono
intenerivano
intenerivi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
toccare
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
toccando
toccano
tocchi
toccavano
toccavi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
costernare
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
costernando
costernano
costerni
costernavano
costernavi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
spaventare
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
commuovere
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
commovendo
commuovi
commuovono
commovevano
commovevi
|
ontroeren
(v)
(gevoelens)
|
sconvolgere
(v)
(gevoelens)
|
ontroerd
ontroert
ontroeren
ontroerden
ontroerde
|
sconvolgendo
sconvolgi
sconvolgono
sconvolgevano
sconvolgevi
|