moeten
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
dovere
(m)
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
dovendo
devi
devono
dovevano
dovevi
|
moeten
(v)
(hulpwerkwoord)
|
avere bisogno di
(v)
(hulpwerkwoord)
|
moeten
(v)
(hulpwerkwoord)
|
essere necessario
(v)
(hulpwerkwoord)
|
moeten
(v)
(noodzakelijkheid)
|
avere bisogno di
(v)
(noodzakelijkheid)
|
moeten
(v)
(hulpwerkwoord)
|
dovere
(m)
(v)
(hulpwerkwoord)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
dovendo
devi
devono
dovevano
dovevi
|
moeten
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
avere bisogno di
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
moeten
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
essere necessario
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
moeten
(v)
(hulpwerkwoord)
|
bisognare
(v)
(hulpwerkwoord)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
bisognando
|
moeten
(v)
(noodzakelijkheid)
|
bisognare
(v)
(noodzakelijkheid)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
bisognando
|
moeten
(v)
(noodzakelijkheid)
|
essere necessario
(v)
(noodzakelijkheid)
|
moeten
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
bisognare
(v)
(waarschijnlijkheid)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
bisognando
|
moeten
(v)
(noodzakelijkheid)
|
dovere
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
gemoeten
moet
moeten
moest
moesten
|
dovendo
devi
devono
dovevano
dovevi
|