horen
(m)
(n)
(anatomie - zoölogie)
|
corno
(m)
(n)
(anatomie - zoölogie)
|
horen
(m)
(v)
(passen)
|
addirsi a
(v)
(passen)
|
horen
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
bisognare
(v)
(noodzakelijkheid)
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
bisognando
|
horen
(m)
(v)
(fysiologie)
|
udire
(v)
(fysiologie)
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
udendo
odi
odono
udivano
udivi
|
horen
(m)
(v)
(passen)
|
convenirsi a
(v)
(passen)
|
horen
(m)
(v)
(plaats)
|
avere il posto
(v)
(plaats)
|
horen
(m)
(v)
(passen)
|
confarsi a
(v)
(passen)
|
horen
(m)
(v)
(fysiologie)
|
sentire
(v)
(fysiologie)
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
sentendo
senti
sentono
sentivano
sentivi
|
horen
(m)
(v)
(passen)
|
convenire a
(v)
(passen)
|
horen
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
avere bisogno di
(v)
(noodzakelijkheid)
|
horen
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
dovere
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
dovendo
devi
devono
dovevano
dovevi
|
horen
(m)
(v)
(noodzakelijkheid)
|
essere necessario
(v)
(noodzakelijkheid)
|
horen
(m)
(v)
(plaats)
|
andare
(v)
(plaats)
|
gehoord
hoort
horen
hoorden
hoorde
|
andando
vai
vanno
andavano
andavi
|