hoeven (v) (noodzakelijkheid) | dovere (m) (v) (noodzakelijkheid) |
hoeven (v) (noodzakelijkheid) | essere necessario (v) (noodzakelijkheid) |
hoeven (v) (noodzakelijkheid) | avere bisogno di (v) (noodzakelijkheid) |
hoeven (v) (noodzakelijkheid) | bisognare (v) (noodzakelijkheid) |
niet hoeven werken | non dover lavorare |
niet hoeven werken | essere libero |
niet hoeven werken | essere a casa |