doorzetten
(v)
(gedrag)
|
perseverare
(v)
(gedrag)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
perseverando
perseverano
perseveri
perseveravano
perseveravi
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
sostenere
(v)
(inspanning)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
sostenendo
sostengono
sostieni
sostenevano
sostenevi
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
mantenere
(v)
(inspanning)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
mantenendo
mantengono
mantieni
mantenevano
mantenevi
|
doorzetten
(v)
(gedrag)
|
persistere
(v)
(gedrag)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
persistendo
persisti
persistono
persistevano
persistevi
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
proseguire
(v)
(inspanning)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
proseguendo
prosegui
proseguono
proseguivano
proseguivi
|
doorzetten
(v)
(beslissing)
|
imporre
(v)
(beslissing)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
imponendo
impongono
imponi
imponevano
imponevi
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
tenere duro
(v)
(inspanning)
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
continuare
(v)
(inspanning)
|
doorgezet
zet door
zetten door
zette door
zetten door
|
continuando
continuano
continui
continuavano
continuavi
|
doorzetten
(v)
(beslissing)
|
costringere ad accettare
(v)
(beslissing)
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
stringere i denti
(v)
(inspanning)
|
doorzetten
(v)
(inspanning)
|
non mollare
(v)
(inspanning)
|