bijstaan
(v)
(helpen)
|
sostenere
(v)
(helpen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
sostenendo
sostengono
sostieni
sostenevano
sostenevi
|
bijstaan
(v)
(steunen)
|
assistere
(v)
(steunen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
assistendo
assisti
assistono
assistevano
assistevi
|
bijstaan
(v)
(verdedigen)
|
appoggiare
(v)
(verdedigen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
appoggiando
appoggi
appoggiano
appoggiavano
appoggiavi
|
bijstaan
(v)
(verdedigen)
|
sostenere
(v)
(verdedigen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
sostenendo
sostengono
sostieni
sostenevano
sostenevi
|
bijstaan
(v)
(persoon)
|
aiutare
(v)
(persoon)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
aiutando
aiutano
aiuti
aiutavano
aiutavi
|
bijstaan
(v)
(steunen)
|
sostenere
(v)
(steunen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
sostenendo
sostengono
sostieni
sostenevano
sostenevi
|
bijstaan
(v)
(verdedigen)
|
difendere
(v)
(verdedigen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
difendendo
difendi
difendono
difendevano
difendevi
|
bijstaan
(v)
(helpen)
|
assistere
(v)
(helpen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
assistendo
assisti
assistono
assistevano
assistevi
|
bijstaan
(v)
(persoon)
|
sostenere
(v)
(persoon)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
sostenendo
sostengono
sostieni
sostenevano
sostenevi
|
bijstaan
(v)
(steunen)
|
aiutare
(v)
(steunen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
aiutando
aiutano
aiuti
aiutavano
aiutavi
|
bijstaan
(v)
(helpen)
|
spalleggiare
(v)
(helpen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
spalleggiando
spalleggi
spalleggiano
spalleggiavano
spalleggiavi
|
bijstaan
(v)
(steunen)
|
appoggiare
(v)
(steunen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
appoggiando
appoggi
appoggiano
appoggiavano
appoggiavi
|
bijstaan
(v)
(verdedigen)
|
mantenere
(v)
(verdedigen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
mantenendo
mantengono
mantieni
mantenevano
mantenevi
|
bijstaan
(v)
(verdedigen)
|
aiutare
(v)
(verdedigen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
aiutando
aiutano
aiuti
aiutavano
aiutavi
|
bijstaan
(v)
(helpen)
|
aiutare
(v)
(helpen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
aiutando
aiutano
aiuti
aiutavano
aiutavi
|
bijstaan
(v)
(steunen)
|
spalleggiare
(v)
(steunen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
spalleggiando
spalleggi
spalleggiano
spalleggiavano
spalleggiavi
|
bijstaan
(v)
(helpen)
|
appoggiare
(v)
(helpen)
|
bijgestaan
staat bij
staan bij
stond bij
stonden bij
|
appoggiando
appoggi
appoggiano
appoggiavano
appoggiavi
|