bewegen
(v)
(teen)
|
muovere
(v)
(teen)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
movendo
muovi
muovono
movevano
movevi
|
bewegen
(v)
(beweging)
|
spostare
(v)
(beweging)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
spostando
spostano
sposti
spostavano
spostavi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
sconvolgere
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
sconvolgendo
sconvolgi
sconvolgono
sconvolgevano
sconvolgevi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
intenerire
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
intenerendo
intenerisci
inteneriscono
intenerivano
intenerivi
|
bewegen
(v)
(beweging)
|
muovere
(v)
(beweging)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
movendo
muovi
muovono
movevano
movevi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
spaventare
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
spaventando
spaventano
spaventi
spaventavano
spaventavi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
scioccare
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
scioccando
scioccano
sciocchi
scioccavano
scioccavi
|
bewegen
(v)
(teen)
|
dimenare
(v)
(teen)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
dimenando
dimenano
dimeni
dimenavano
dimenavi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
sgomentare
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
sgomentando
sgomentano
sgomenti
sgomentavano
sgomentavi
|
bewegen
(v)
(beweging)
|
smuovere
(v)
(beweging)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
smovendo
smuovi
smuovono
smovevano
smovevi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
costernare
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
costernando
costernano
costerni
costernavano
costernavi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
scuotere
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
scotendo
scuoti
scuotono
scotevano
scotevi
|
bewegen
(v)
(gevoelens)
|
commuovere
(v)
(gevoelens)
|
bewogen
bewegen
beweegt
bewogen
bewoog
|
commovendo
commuovi
commuovono
commovevano
commovevi
|