bekijken
(v)
(algemeen)
|
squadrare
(v)
(algemeen)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
squadrando
squadrano
squadri
squadravano
squadravi
|
bekijken
(v)
(persoon)
|
guardare
(v)
(persoon)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bekijken
(v)
(algemeen)
|
osservare
(v)
(algemeen)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
osservando
osservano
osservi
osservavano
osservavi
|
bekijken
(v)
(persoon)
|
squadrare
(v)
(persoon)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
squadrando
squadrano
squadri
squadravano
squadravi
|
bekijken
(v)
(algemeen)
|
guardare
(v)
(algemeen)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
guardando
guardano
guardi
guardavano
guardavi
|
bekijken
(v)
(huis)
|
visitare
(v)
(huis)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
visitando
visitano
visiti
visitavano
visitavi
|
bekijken
(v)
(onderzoeken)
|
esaminare
(v)
(onderzoeken)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
esaminando
esaminano
esamini
esaminavano
esaminavi
|
bekijken
(v)
(onderzoeken)
|
valutare
(v)
(onderzoeken)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
valutando
valutano
valuti
valutavano
valutavi
|
bekijken
(v)
(onderzoeken)
|
considerare
(v)
(onderzoeken)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
considerando
considerano
consideri
consideravano
consideravi
|
bekijken
(v)
(persoon)
|
osservare
(v)
(persoon)
|
bekeken
bekijken
bekijkt
bekeken
bekeek
|
osservando
osservano
osservi
osservavano
osservavi
|