begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
capire
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
percepire
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
rendersi conto di
(v)
(zin)
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
rendersi conto
(v)
(zin)
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
afferrare
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
arrivare a capire
(v)
(appreciëren)
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
pensare
(m)
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
comprendere
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
intendere
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
capire
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
rendersi conto
(v)
(appreciëren)
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
percepire
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
apprendere
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
immaginare
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
immaginando
immaginano
immagini
immaginavano
immaginavi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
afferrare
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
arrivare a capire
(v)
(algemeen)
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
intendere
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
comprendere
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
intendere
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
capire
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
rendersi conto di
(v)
(verstaan)
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
rendersi conto
(v)
(algemeen)
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
afferrare
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
arrivare a capire
(v)
(begrip)
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
pensare
(m)
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
comprendere
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
immaginare
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
immaginando
immaginano
immagini
immaginavano
immaginavi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
arrivare a capire
(v)
(zich voorstellen)
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
rendersi conto di
(v)
(algemeen)
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
rendersi conto
(v)
(zich voorstellen)
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
apprendere
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
immaginare
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
immaginando
immaginano
immagini
immaginavano
immaginavi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
afferrare
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
arrivare a capire
(v)
(verstaan)
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
pensare
(m)
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
comprendere
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
intendere
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
capire
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
rendersi conto di
(v)
(begrip)
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
percepire
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
afferrare
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
apprendere
(v)
(appreciëren)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
pensare
(m)
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
comprendere
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
immaginare
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
immaginando
immaginano
immagini
immaginavano
immaginavi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
capire
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
percepire
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
rendersi conto
(v)
(verstaan)
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
apprendere
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
rendersi conto
(v)
(begrip)
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
afferrare
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
afferrando
afferrano
afferri
afferravano
afferravi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
arrivare a capire
(v)
(zin)
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
percepire
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(begrip)
|
immaginare
(v)
(begrip)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
immaginando
immaginano
immagini
immaginavano
immaginavi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
intendere
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
capire
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
capendo
capisci
capiscono
capivano
capivi
|
begrijpen
(v)
(appreciëren)
|
rendersi conto di
(v)
(appreciëren)
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
percepire
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
percependo
percepisci
percepiscono
percepivano
percepivi
|
begrijpen
(v)
(zich voorstellen)
|
apprendere
(v)
(zich voorstellen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
apprendere
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
apprendendo
apprendi
apprendono
apprendevano
apprendevi
|
begrijpen
(v)
(algemeen)
|
pensare
(m)
(v)
(algemeen)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
pensando
pensano
pensi
pensavano
pensavi
|
begrijpen
(v)
(zin)
|
comprendere
(v)
(zin)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
comprendendo
comprendi
comprendono
comprendevano
comprendevi
|
begrijpen
(v)
(verstaan)
|
intendere
(v)
(verstaan)
|
begrepen
begrijpt
begrijpen
begreep
begrepen
|
intendendo
intendi
intendono
intendevano
intendevi
|